gastbijdrage Nand Braam
Het boek Hamburgers in het paradijs is dik (539 pagina’s) en bevat veel waardevolle, actuele informatie over de huidige stand van de voedselvoorziening, wereldwijd. Louise Fresco heeft daar verstand van getuige haar CV: http://nl.wikipedia.org/wiki/Louise_Fresco
Het is niet zo zinvol om het boek hier in zijn geheel samen te vatten, daarvoor is het te veelomvattend. Ik benader hier liever een aantal onderwerpen in het boek vanuit een item, dat in mijn beleving van het boek steeds terugkomt n.l. de spanning tussen de idealiteit en de realiteit. Om die spanning weer te geven grijpt Fresco vaak terug op het verhaal van het aardse paradijs en de verdrijving daaruit na de zondeval. Uiteraard slechts symbolisch bedoeld (Fresco is geen jonge aarde creationist). In het aardse paradijs was er een overvloed aan voedsel en water en een harmonie met de natuur. De paradijstuin hoefde niet bewerkt te worden, alles groeide vanzelf. Leeuw en lam leefden naast elkaar, de “stuggle for life” en de natuurlijke selectie bestonden nog niet. Na de zondeval werd dat allemaal heel anders maar de “paradijstheorie” is in de menselijke hoofden blijven bestaan. Na de secularisering, volgend op de bloei van de monotheïstisch godsdiensten, geldt het paradijs als referentiekader voor ons denken en handelen rondom voedsel. De associaties met het paradijs maken dat we nu bijna weerloos staan tegenover het overweldigende aanbod aan goederen en met name voedsel, dat zo overvloedig en goedkoop aanwezig is in onze laatkapitalistische samenleving.
Fresco schetst, na de verdrijving uit het aardse paradijs door de zondeval (nogmaals alleen symbolisch bedoeld), de ontwikkeling die de mens heeft doorgemaakt van jager,verzamelaar tot landbouwer: een moeizame triomf.
De spanning tussen de idealiteit en de realiteit zien we ook weer terug bij de kwestie van vlees, zuivel en vis, of algemener: dierlijke eiwitten, en de duurzaamheid en de ethische rechtvaardiging van dergelijke producten. Vooral vlees is een heet hangijzer. Immers, vleeseters worden er vandaag de dag steeds heftiger van beschuldigd ontbossing, dierenleed, klimaatverandering te veroorzaken. Maar tegelijkertijd is een overvloed aan vlees sinds mensenheugenis een symbool van ongebreideld genieten, van uitbundige gastvrijheid, van pure mannelijkheid. We stammen af van de primaten en gedurende onze gehele geschiedenis zijn vlees en zuivel zeer schaars geweest, maar essentieel voor ons overleven en onze evolutie. Dierlijke eiwitten hebben ons gemaakt tot wie we zijn. Nu is er echter een nieuwe situatie ontstaan doordat de schaal waarop we vlees en zuivel consumeren sporen achterlaat: we kunnen niet meer blind blijven voor de milieueffecten, de effecten op onze eigen gezondheid en de effecten op de dieren zelf. Alom groeit het besef dat de schadelijke effecten van de intensieve veehouderij voor het milieu en de volksgezondheid niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan economische belangen. De weg vooruit, aldus Fresco, zal bestaan uit een combinatie van verbeteringen in de klassieke veehouderij, vermindering van de consumptie en de zoektocht naar alternatieve eiwitbronnen.
Hoe belangrijk ook voor de menselijke evolutie, de bijdrage van vis aan het totale wereldwijde voedingspatroon was en is beperkt. Ongeveer 16% van het totale dierlijke eiwit dat in de wereld wordt geconsumeerd is afkomstig van vis. In de hele menselijke geschiedenis hebben we rivieren, meren, zeeën en oceanen gedachteloos behandeld als een vloeibaar paradijs, waar zonder beperking uit de overvloed van hoogwaardig, mineraal- , olie- en eiwitrijk voedsel geput kon worden. Naar schatting wordt tussen de 25 en 30% van alle vispopulaties op dit moment bedreigd of overbevist. Voor de oplossing moeten we denken aan de verschuiving van visserij naar geteelde watersoorten in aquacultuur, maar anderzijds moet ook de visserij uit het wild zich hervormen. Dat gebeurt deels ook al, en daar zijn goede mogelijkheden toe dankzij een combinatie van betere technologie en internationale afspraken.
Fresco is een groot voorstander van toepassing van de moderne biotechnologie in de landbouw ook van toepassing van genetische modificatie. De moderne plantenveredeling van de twintigste en eenentwintigste eeuw , inclusief de biotechnologie of gentechnologie, ligt in het verlengde van tienduizend jaar domesticatie. Wat begon met het zoeken naar toevallig afwijkende of gewenste individuen heeft zich ontwikkeld tot de systematische, wetenschappelijk onderbouwde veredeling van planten en dieren. Genetische verbetering is hand in hand gegaan met de toepassing van andere wetenschappelijke principes in de landbouw, zoals het gebruik van kunstmest, druppelirrigatie en mechanisatie. De combinatie daarvan met genetische verbetering heeft de verhoging van de opbrengsten en de kwaliteit van het voedsel op duizelingwekkende wijze versneld. Ondanks successen in de toepassing en de pogingen tot nuancering in de discussie is langzamerhand een patstelling ontstaan, vooral in Europa, waarbij een open dialoog over dit onderwerp onmogelijk lijkt. De voorstanders beloven gouden bergen voor onze gezondheid en het wereldvoedselvraagsuk; de tegenstanders dreigen met afhankelijkheid van het bedrijfsleven, vergiftiging van het milieu en gevaar voor de mens. De positie zijn minder scherp afgebakend in Noord-Amerika en al helemaal niet in (opkomende) economieën en ontwikkelingslanden, waar men, op enkele westers geïnspireerde actiegroepen na, biotechnologie als een positieve ontwikkeling ziet. Daar groeit juist het onbegrip over de Europese houding en de onduidelijkheid over wat er wel en niet toegelaten is op de Europese markt. Een bijkomend effect is dat veel veredelingsonderzoek verdwijnt uit Europa.
De heimwee naar het paradijs zien we ook terug bij het onderwerp: biologisch en natuurlijk. Biologische landbouw slaat enerzijds op een vorm van bedrijfsvoering, anderzijds op een systeem van keurmerken en controle dat in Nederland en de meeste westerse landen bij wet is vastgelegd. Daarmee wordt niet iets geclaimd over de kwaliteit van het product, maar alleen over het proces van de productie. De invoering van biologische landbouw wordt niet alleen beperkt door de lagere opbrengsten (die het gevolg zijn van het verbod op kunstmest en grotere kans op ziekten), maar ook de kosten van certificeren en een moeilijke vaak langdurige omschakeling vanuit de conventionele landbouw. Een oplossing voor het wereldvoedselvraagstuk kan biologische landbouw niet bieden-wel een nichemarkt in rijke landen en voor hogere inkomensgroepen, voor gespecialiseerde producten en distributeurs.
Er is geen sprake van een krimpend paradijs. Meer en gezonder voedsel is bereikbaar voor meer mensen zonder dat de planeet hoeft te worden uitgeput. Dat is nu zo, en er is geen reden om daaraan te twijfelen voor de komende decennia, tenzij er een grootschalige ramp of oorlog plaatsvindt. Zolang er sprake is van een open wereldeconomie met adequate controle op kwaliteit en arbeidsomstandigheden en voldoende koopkracht kan lokale en regionale schaarste overwonnen worden. Toch ervaren veel mensen een voedselcrisis. Dat zijn allereerst degenen die onvoldoende voedsel kunnen kopen en verbouwen. Zij hebben behoefte aan economische groei en werkgelegenheid. Aan mooie praatjes dat er op wetenschappelijke gronden geen schaarste hoeft te zijn, hebben ze weinig. Maar ze hebben nog minder aan schaduwdenkers die de ondergang van de planeet voorspellen. Het rijke deel van de wereld, vooral in de moderne steden, bevindt zich in een identiteitscrisis die geen betrekking heeft op de echte schaarste van voedsel. Bij die crisis gaat het om de verdwijning van een paradijselijke beeld van de wereld door de anonimiteit en grootschaligheid van de productie. De afstand tussen grond en mond, aarde en eettafel maakt de consumenten letterlijk onmondig over de oorsprong van hun eten. In onwetendheid en onzekerheid groeit de gevoeligheid voor sombere schilderingen van onze toekomst. De ware voedselcrisis van deze tijd overstijgt echter een romantisch idee over het verleden, maar heeft betrekking op het verlies aan waarde van voedsel, het verlies aan respect voor degenen die het produceren, en het verlies aan waardigheid van degenen die niet te eten hebben, net zo goed als van hen die voedsel naar binnen proppen. De natuurwetenschap biedt hier geen voldoende antwoorden. De crisis zit in onszelf en is in hoge mate een crisis van het Westen, dat juist zo geprofiteerd heeft van alle vooruitgang. Het verlies aan zelfvertrouwen in de rijke westerse landen manifesteert zich ook op andere terreinen, zoals onzekerheid over het politieke bestel en de economie. Autarkie en nationalisme zijn geen oplossingen. Maar gelukkig, de somberheid van doemscenario’s en schaduwdenken heeft ook evolutionaire voordelen. We schrikken en leren ervan. En daardoor staat voor het eerst in decennia voedsel weer volop in de aandacht van politici, wetenschap, bedrijven en burgers. Grenzen aan de groei zijn niet het probleem, maar grenzen aan ons vertrouwen in onze oplossingen.
Dit is een korte samenvatting. Mijn eigen mening over de besproken onderwerpen heb ik er bewust buiten gelaten, omdat dat de discussie meteen al veel onoverzichtelijker zou maken. Het gaat er eerst om te laten zien wat Fresco vindt.
Postscript 23 feb 2013 (GK):
Zie ook kritiek op Fresco in nrc 23 feb: Karel Knip: Alledaagse wetenschap: Vleesverdediging.
0 comments:
Post a Comment